Mei 2011

Bulletin Date: 
woe, 04/05/2011

Geliefde broeders en zusters,

Zie hier is Uw God” Jesaja 40:9

De laatste weken denken we in de prediking na over de eigenschappen van God. Ik ben met deze reeks preken begonnen omdat ik denk dat onze gedachten over God laten zien wat we als mensen het allerbelangrijkste vinden. Geen enkele godsdienst is ooit groter dan haar beeld over God. Als we een mens een antwoord zouden kunnen laten geven over de vraag “wat komt u in gedachte wanneer u aan God denkt?” dan zou je, aan de hand van dit antwoord, veel kunnen zeggen over de geestelijke toekomst van deze persoon. Het is voor ons als gemeente uiterst belangrijk dat ons beeld van God zo veel mogelijk overeenkomt met het werkelijke wezen van God. Een juist beeld van God is van groot belang voor onze dagelijkse praktijk van christen zijn. Ik denk zelf dat het beeld wat veel christenen hebben over God ver beneden de waardigheid van de Allerhoogste is. Een bekend prediker (Paul Washer) zei in een preek dat hij ervan uitging dat de zondagmorgen de dag was waar de meeste afgoderij gepleegd werd. Afgoderij bestaat niet alleen uit het knielen voor zichtbare voorwerpen van aanbidding. Het wezen van afgoderij is het koesteren van gedachten over God die Hem onwaardig zijn. Verkeerde gedachten over God zijn in zich zelf al afgoderij.

Nu is de prediking er niet op gericht om veel kennis van God over te dragen. Het overdragen van kennis over God moet er toe leiden dat we God in ons persoonlijk geloofsleven beter leren kennen. God kennen is iets heel anders dan veel kennis over Hem hebben. Je kunt veel kennis over God bezitten zonder God te kennen. Je kunt veel theologische boeken lezen, belijdenissen en artikelen over God verzamelen maar dat is niet gelijk te stellen met het kennen van God. Kennen van God is omgang met Hem hebben en ervaringskennis door met Hem te leven en Hem te aanbidden.

In Jesaja 40 worden drie vragen door Jesaja in opdracht van God aan Israël gesteld die alles te maken hebben met ons beeld van God. De vragen die Jesaja moet stellen zijn vragen die de majesteit van God bepalen. Drie vragen die zo persoonlijk zijn dat deze ons denken over God ontsluieren.

De eerste vraag is Jesaja 40:25,26 Met wie zou u Mij willen vergelijken, of aan wie ben Ik gelijk? zegt de Heilige. Sla uw ogen op naar omhoog, en zie Wie deze dingen geschapen heeft;

Denk je wel groot over Mij, wil God hiermee zeggen. De Israëlieten dachten niet groot genoeg. We denken in menselijke termen, omdat we zelf zo beperkt en zwak zijn en we de neiging hebben ook zo over God te denken. We gaan in ons denken teveel uit van ons zelf. God roept ons in deze vraag op om Zijn majesteit te erkennen en ons denken dagelijks te corrigeren.

De tweede vraag Jesaja 40:27 Waarom zegt u dan, Jakob, en spreekt u, Israël: Mijn weg is voor de HEERE verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij?

God laat ons niet in de steek, net zo goed als Hij Jakob niet in de steek liet. Het is oneerbiedig om van God te denken dat Hij iemand zou vergeten. Als je ooit gedachten hebt gekoesterd dat God je vergeten heeft is dit iets om God vergeving te vragen.

De derde vraag Jesaja 40:28,29 Weet u het niet? Hebt u het niet gehoord? De eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, wordt niet moe en niet afgemat. Er is geen doorgronding van Zijn inzicht. Hij geeft de vermoeide kracht en Hij vermeerdert de sterkte van wie geen krachten heeft.

Deze vraag confronteert ons met ons ongeloof. Heb je je soms afgevraagd dat Ik, jullie Schepper, oud en vermoeid ben geworden?

We zullen nieuwe kracht putten als we ons bewust worden van Gods majesteit, soevereiniteit en almacht. Ik wens dat we nieuwe kracht putten in de omgang met de Almachtige. Dat we Hem meer en meer leren kennen.

In Hem verbonden,
Miel